Marx de Gijzel, van garage Citrogyz in Wateringen, valt voor auto’s met bijzondere, eigenzinnige vormen en lijnen. Als garagehouder restaureert hij ze en houdt hij ze motorisch en technisch op orde. Als kunstenaar gebruikt hij ze als model voor metalen objecten waarin hij de vorm van zijn favoriete auto’s tot de essentie heeft teruggebracht. In die gedaante blijft de DS een schoonheid, maar valt de Porsche Carrera door de mand.
,,Je gaat het pas zien als je eerst kijkt.’’ Dat was de les die de jonge Marx de Gijzel van zijn vader leerde als zij samen in hun stad, Den Haag, het Gemeentemuseum bezochten. Zijn vader, Adrian, was beeldend kunstenaar, lid van de Haagse Kunstkring en de kunstenaarssociëteit Pulchri Studio.
Hij vond het belangrijk dat zijn kinderen een goed oog voor esthetiek ontwikkelden. Hij zei hun daarom nooit met een vluchtige blik aan kunst voorbij te gaan, maar te kijken, aandachtig en intensief, om te leren zien wat een goede vorm is en wat niet, wat mooi is en wat lelijk, wat spannend is en wat saai.
Kortom, om kunst van kitsch te kunnen onderscheiden. Gezien deze artistieke vorming is het niet verwonderlijk dat zijn zoon later, als garagehouder, een voorliefde ontwikkelde voor fijnzinnige automodellen als de Citroën DS en de Jaguar MK2.
Partnergarage
De garage van Marx de Gijzel in Wateringen is een van de partnergarages van de ID/ 20 DS Club. In de naam, Citrogyz, zit het pseudoniem waarmee zijn vader als kunstenaar bekend stond nog altijd besloten: El Gyz.
Adrian de Gijzel (1925-2004) deed zijn opleiding aan de Koninklijke Academie in Den Haag, waar Paul Citroen een van zijn docenten was, voor en na de oorlog een invloedrijke kunstenaar én een achterneef van André Citroën. Cobra, de kunstenaarsgroep met als Nederlandse leden Karel Appel, Corneille en Constant, was een van de inspiratiebronnen van De Gijzel. Op diens boot in Amsterdam, waar hij toen woonde, kwam Appel in de jaren vijftig regelmatig aan- waaien. De invloed van Cobra is zichtbaar in de ‘materieschilderijen’ die De Gijzel vanaf 1955 maakte, werken waarin naast olieverf allerlei andere materialen zijn verwerkt. Hij maakte ook plastieken, van me- taal, gips en polyester. In 2003, een jaar voor zijn overlijden, had hij zijn laatste expositie, in Bussum. Na de oorlog fietste hij regelmatig met een vriend naar Parijs, de stad waar Cobra met de ondertekening van het pamflet La cause était entendue in het Café Notre Dame in 1948 was opgericht. De Gijzel was er ook in 1955. Hij liep binnen bij de jaarlijkse Salon d’Automobile, waar Citroën zijn nieuwe model presenteerde. De Gijzel herinnert zich wat zijn vader daarover vertelde: ,,Hij zag daar de eerste DS staan en dacht meteen: dit is een kunst- werk! Ooit moet ik die auto hebben. Mijn vader zat in die subcultuur van ontwerpers en kunstenaars, en in die kring zagen ze natuurlijk meteen dat daar in Parijs iets bijzonders was gebeurd: een revolutie in de vorm van auto’s.’’
Zijn vader kocht de auto waarop hij in 1955 al zijn zinnen zette uiteindelijk eind jaren zestig, maar die ID eindigde zonder zijkant: door een vrachtwagen eraf gereden. Daarop volgde een even kortstondige als onfortuinlijke ervaring met een Citroën GS van het eerste bouwjaar. ,,Dat was een grote ramp, die GS. Hij was nog geen jaar oud, maar we hebben er in de vakantie het ene probleem na het andere mee gehad. In Frankrijk stonden we stil, in Spanje. Dus na de vakantie heeft hij hem bij Le Vélo neergezet, de Citroën garage in de Haagse Binckhorst, en tegen ze gezegd: daar stap ik nooit meer in.
Korte tijd later belden ze. Ze hadden een DS staan, ingeruild, of mijn vader belangstelling had. Dat liet hij zich geen twee keer zeggen.’’ De DS, een 21IE uit 1970 in de kleur gris nacré (AC 095), is nog steeds in de familie. De Gijzel: ,,Als kind zat ik achterin die DS, als puber voorin naast mijn vader en nu zit ik zelf achter het stuur. Deze auto blijft, zonder twijfel. Ik heb hem opgeknapt toen ik hem van mijn vader overnam en heb ‘m toen een tijd als dagelijkse auto gebruikt. Nu staat ie gestald.’’
Een van de eerste foto’s waarop De Gijzel gebogen over een motor staat is gemaakt op zijn achttiende. De auto is de DS van zijn vader. Het verhaal over Marx en zijn fascinatie voor motortechniek begint met de twee grijsgroene Mobylettes uit de jaren vijftig die op het atelier van zijn vader aan de Noordwal in Den Haag stonden. Met vrienden sleutelde hij daaraan: ,,Opvoeren, en dan lekker rondcrossen op de binnenplaats van het ateliergebouw.’’ Vanaf zijn achttiende volgden de auto’s, van Chevrolet tot Jaguar, naast de DS zijn andere voorliefde. ,,Op mijn tweeëntwintigste kocht ik al mijn eerste Jaguar, een XJ6. Ik voelde me de koning te rijk, ook al viel dat ding zo ongeveer uit elkaar.’’ In 2000 besloot hij definitief van het sleutelen aan auto’s en het restaureren van oldtimers zijn beroep te maken. ,,Ik heb eerst nog in de offsetdruk gewerkt en op kantoor. Ik was daar zó ongelukkig! Achter zo’n computer, zo’n beeldscherm, dingen invoeren: dat was niks voor mij. Ik werd moe van niks doen. Ik moest mijn energie kwijt, sleutelen, mooie dingen maken.’’
Restauratie
Sinds 2005 is de garage aan de Heulweg in Wateringen gevestigd. Als ik De Gijzel voor dit portretterende interview spreek, is hij net klaar met een soort spoedrestauratie van een Jaguar MK4, een bakbeest van een auto van net na de oorlog. Hij moest die klus, waarbij hij de bodem, de carrosserie en het interieur onder handen moest nemen, in krap drie maanden klaren: de deadline was de dag waarop de zoon van de eigenaar in het huwelijk trad. Met de montage van de strips op de dorpels en het in orde maken van de verlichting legde De Gijzel op de avond vóór de huwelijksdag de laatste hand aan het karwei.
,,Ik vond het nogal een uitdaging, maar wilde er echt voor zorgen dat die auto die dag zou rijden. Dat heeft me veel zweet op de rug gekost, voor een huwelijksritje van een uur. Er kwam tijdens die restauratie veel rottigheid tevoorschijn. Hij zag er op het eerste gezicht aardig uit, maar toch: het plaatwerk had veel onder de leden. Nogal wat dichtgesmeerde plekken en bodemdelen waarin plaatje over plaatje was gelast.’’
Officieel sluit zijn garage om 16 uur, maar De Gijzel werkte in die weken niet zelden tot ‘s avonds laat door. ,,De eigenaar van die MK4 is een goede klant, maar wat veel meer telt is dat hij ook een aardige man is. Dan loop je toch een stapje harder.’’ Tot de klantenkring behoort ook Rinus Gerritsen, de bassist van Golden Earring, die bij De Gijzel terechtkwam nadat twee andere garages bij de restauratie van zijn DS23 Pallas meer beloofden dan ze waarmaakten. Gerritsen herinnert zich zijn eerste indruk van garage Citrogyz. ,,Ik zag meteen dat het goed was’’, zegt hij. ,,Binnen een jaar heeft Marx die restauratie gedaan. Puik vakwerk.’’ Citrogyz is een eenmansbedrijf. Daarom weegt de persoonlijke verhouding die hij met zijn klanten onderhoudt voor De Gijzel zwaar, zeker bij restauratiewerk. ,,Dan moet het echt klikken. Zo’n restauratie is een onzeker, langdurig project. Je kan tegen van alles en nog wat aanlopen. Dat vergt het nodige vertrouwen, over en weer. Als zo’n auto hier over de drempel is gereden, moet ie een beetje als een auto van mezelf voelen. Ik wil die auto trouw zijn, dat ben ik ‘m verschuldigd als ik hem zo onder handen ga nemen. Dus als een eerste gesprek met de eigenaar, over het budget of over de eisen die hij stelt, al stroef verloopt, dan kun je er beter niet aan beginnen. Anders gaat het subiet mis.’’
Gevraagd naar wat er, naast de mooie carrosserielijnen, als bijzonder uitspringt bij zijn twee favoriete automodellen, dan noemt hij bij de DS het comfort en bij de MK2 de motor. Over comfort kun je ‘t in het geval van die Jaguar beter niet hebben: ,,Die auto is een sportsaloon, hij rijdt als een sportauto. Het is alsof je in een winkelwagentje op een klinkerweggetje zit, vreselijk eigenlijk, maar er zit zo’n lekker vermogen in. Ronnie Biggs reed bij de grote treinroof in 1963 in een MK2.’’
Je rijdt er op een heel andere manier in dan in een DS, zegt hij. ,,Het comfort van de DS: dat is ongelooflijk. Je moet hard werken om in die auto een beetje snelheid te maken, de MK2 is dan allang uit beeld verdwenen, maar je komt wel in Spanje aan zonder een greintje vermoeidheid, terwijl je dan uitgewrongen als een dweil uit de Jaguar zou stap- pen.’’
De Gijzel prijst weliswaar de motor van de DS, vooral de versie met de twee-litermotor – ,,Als je die aan bonken weet te rijden, moet je echt goed je best hebben gedaan’’ – maar met nog meer bewondering spreekt hij over de motoren in de naoorlogse Jaguars, allemaal varianten op de 6-cilinder lijnmotor die het automerk in de jaren veertig ontwikkelde. Deze XK-motor is bijna een halve eeuw meegegaan: de serie III van de XJ (gebouwd tussen 1979 tot 1992) was de laatste die ermee was uitgerust. Het Jaguarmodel XK, geproduceerd tussen 1948 en 1960, heeft als typeaanduiding niet voor niets dezelfde lettercombinatie als die motor: Jaguar ontwikkelde dat model speciaal om de nieuwe krachtbron te testen.
Jaguar
In een hoek van De Gijzels garage staat de XK140 uit 1956 die hij de afgelopen jaren technisch onder handen
heeft genomen. Aan de carrosserie zijn de jaren af te lezen: die is weliswaar deuk- en roest loos, maar alles behalve blinkend en vertoont her en der craquelé. De Gijzel laat de auto bewust zo. Van een Jaguar van 64 jaar oud mag je wat hem betreft best zien dat ie niet nieuw is. Wat hem ook zo aantrekt in de Jaguar is het interieur: ,,Het hout, het leer. Als je instapt betreed je een heren sociëteit, waar je een sigaar op- steekt en met een whisky achteroverleunt. Ik rook noch drink, maar die sfeer bevalt me enorm: gezellig, zo’n auto is gezellig. Dat hebben Engel- se auto’s allemaal, van de Morris Minor tot de Jaguar.’’ Hij vertelt dat de Traction Avants en DS’en die destijds in de Engelse fabriek van Citroën zijn gebouwd ook met zo’n interieur zijn uitgerust: ,,Daar zit notenhout in, daar zit leer in, het is net alsof je in een Alvis gaat zitten. Anders werden die Citroëns in dat land niet verkocht: het oorspronkelijke interieur naar Frans ontwerp was de Britten veel te kaal, functioneel.’
Kunst
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan: sinds vijf jaar is De Gijzel ook actief als kunstenaar. Zijn liefde voor mooie vormen uit hij in objecten, gemaakt van rechtopstaande metalen plaatjes, waarin hij automodellen tot hun lijnenspel heeft teruggebracht. Sliced to Dutch, heet dat project. Hij begint met het tekenen van een model op een beeldscherm. Hij vertelt: ,,Dan zie je al meteen dat niet iedere auto zich hiervoor leent. Een Porsche blijkt gereduceerd tot zijn pure vorm reuze saai. Hij is om in te rijden saai, om in te zitten saai en blijkt nu ook in zijn vorm saai. Duits, gründlich, nergens spannend. Er gebeurt gewoon weinig in dat model, in tegenstelling tot dat van de DS of van de Jaguar E-type.
Hoewel een auto van de concurrent zei Enzo Ferrari, een van de meesters van de mooie lijn, niet voor niets over de E-type dat het de mooiste auto ooit gemaakt was. Of kijk eens hoe de schermen van de DS naar achter toe weg buigen en toch hun bolling behouden. Een meesterwerk!’
Hij heeft dankzij z’n werk als kunstenaar nog meer waardering gekregen voor het handwerk dat de totstandkoming van een nieuw model vroeger vergde, vóór de introductie van computertechniek in het ontwerpproces. ‘Je ziet aan oude auto’s dat een kleimodel het begin was. Met liefde voor hun vak stonden mensen zo’n model met hun handen te boetseren, zoekend naar de perfecte vorm. Met zo’n computer is dat toch anders. Ze kunnen een auto tegenwoordig in 3D in zo’n computer weergeven, ze kunnen hem naar alle kanten laten draaien, maar het blijft zo plat als het maar kan.
Je krijgt met een computer nooit dat gevoel dat je met je handen hebt als je aan een automodel schaaft en schuurt.’